Focus Magazine, nr. 9, september 2001:
Dirk de Herder, romanticus, idealist en rusteloze Een leven lang zoeken naar het
licht
Dirk de Herder fotografeert niet meer, maar het houdt hem nog wel iedere dag
bezig. Met zijn 'lieve' foto's schiep hij zijn eigen dromen. Het was zijn bescheiden
bijdrage aan een betere wereld. De Haagse kunstenaar en fotograaf is al 86 jaar
idealist en romanticus. Op 2 september verscheen zijn 'fotobiografie', een
beeldverhaal van een rusteloze zoeker.
"Als ik dan toch dood moet gaan, dan kan ik tevreden zijn. Want ik heb het
gevonden. Ik heb mijn hele leven naar licht gezocht, fotografisch licht. Licht doet
leven. Als je dood gaat, ga je ook naar het licht toe. Ik hoef niet bang te zijn."
Dirk de Herder (86) spreekt de woorden haast achteloos uit, zonder sentiment,
zonder aan te kijken, licht onderuitgezakt in een rotan stoeltje op het smalle
balkon van zijn Haagse appartement, waar hij juist is ontwaakt uit een soezerig
slaapje. De 'lichtkunstenaar', zoals hij zichzelf noemt, voelt zich de laatste tijd
moe en zwak. Hij zakte onlangs twee keer zomaar in elkaar. "Ik heb weinig power
meer," zegt hij.
Dirk de Herder kan zich zijn zwakte op dit moment helemaal niet veroorloven. Hij
moet nog zoveel. Hij moet van alles regelen voor een foto-expositie in Helsinki
met eigen werk. Maar vooral moet hij aandacht besteden aan zijn binnenkort te
verschijnen boek Flashback. In verhalen en zo'n driehonderd foto's kijkt hij in
deze 'fotobiografie' terug op zijn lange, rusteloze leven, dat vanaf de eerste jaren
geheel in het teken stond van het fotografische kijken.
De eerste, goed bewaarde beelden zijn die van zijn grootvader. Dirk de Herder
kwam er als jongetje vaak en zou later zelfs bij hem gaan wonen. Op een dag
maakte hij een wandeling bij diens huis. Bij thuiskomst vroeg grootvader wat hij
op de hoek van de straat had gezien. Dirk wist het hem niet te vertellen. De
volgende dag maakte hij dezelfde wandeling. "Wat zag je?" vroeg grootvader.
"Een kapper. En een bord. Knippen 15 cent," klonk het antwoord. "Goed zo,
jongen. Kijken moet je, kijken. Zo leer je de wereld om je heen kennen."
Hij leeft op als hij over zijn allereerste levensjaren vertelt. Zijn heldere, donkere
ogen zijn beweeglijk onder zijn golvende, naar achteren gekamde grijze haar.
"Ik zie het nog precies voor me," zegt hij. "Ik kom terug tot mijn tweede jaar.
Dat ik met een slobbroek op de tafel word gezet. De knoopjes worden
dichtgemaakt. Het ligt opgeborgen in een fotografisch geheugen. Ik was toen al
fotograaf, zonder dat ik een camera had. Dat besef je pas aan het einde van je
leven."
In kijken heeft De Herder zich geoefend, zoals zijn grootvader hem had
opgedragen. Hij observeert permanent de wereld om hem heen, vooral het licht
dat de mensen en de dingen beschijnt. Het is zijn tweede natuur geworden. Hij
heeft zijn leven lang het kijken in dienst gesteld van zijn kunstenaarschap, dat
zo veelzijdig is dat hij zelf niet weet hoe hij zichzelf zou moeten omschrijven. Hij
is fotograaf, filmer, schilder, maker van objecten, kastjes en boeken en hij is jut-
artiest. Op het strand, waar hij honderden uren heeft doorgebracht, gaat hij op
zoek naar aangespoeld wrakhout, touw, schelpen, wier en flessen. Hij ziet
vormen en verzamelt ze. En hij fotografeerde de laatste jaren vooral
voorwerpen die ten slachtoffer dreigden te vallen aan de vergankelijkheid,
zoals verweerd hout, ondergestoven schoenen en uiteenvallende strengen
touw.
Ook in zijn 'fotobiografie' komt het op kijken aan. Maar nu is het de fotograaf
die de ander de opdracht geeft. Aan de foto's heeft hij bewust geen
onderschriften toegevoegd. "Het zal de eerste kritiek zijn," zegt hij. "De mensen
willen direct weten waar een foto is gemaakt. Maar ik wil dat ze eerst kijken en
dan pas vragen. Als ze kijken, zien ze de schoonheid. En de schoonheid roept
een gevoel op. En als ze voelen, dan is er geen plaats meer voor ellende, dan
doen mensen elkaar niets meer aan. Zo simpel is het. Dat is mijn fotografie:
puur en vol gevoel. Het is fotografische poëzie."
De Herder wacht een volgende vraag niet af. Haastig gaat hij verder, zijn eigen
betoog onderbrekend, het ene onderwerp abrupt afbrekend om een ander te
beginnen, van voor naar achter en weer terug door zijn leven rennend. Terwijl
hij met zijn rechterhand over het vale, versleten blauw van zijn werkjasje strijkt:
"Ik moet het verhaal van de pater vertellen. Ik heb hem net na de oorlog op de
Veluwe ontmoet. Hij heeft een enorme invloed op me gehad. 'Verander de
wereld, begin bij jezelf,' hield hij me voor.
Vervolg